2008      
2008      

Een brief aan ons uit de Hemel

De wonderbaarlijke ontdekking dat ieder sneeuwvlokje een eigen en daarom unieke structuur vertoont, vond haar oorsprong in een toevallige blik die Johannes Kepler langs zijn jas liet glijden tijdens een wandeling in het winterse Praag van 1610. De astronoom en wiskundige was verrast door de fijn getakte, symmetrische vorm van de sneeuwkristallen op zijn mouw, en toen hij ontdekte dat geen ervan dezelfde structuur had, besefte hij dat een nieuw wetenschappelijk vraagstuk op hem was neergedaald. Zijn waarnemingen van sneeuwvlokken beschreef hij een jaar later in de verhandeling Strena seu De Nive Sexangula (Een Nieuwjaarsgeschenk, of Over de Zeshoekige Sneeuwvlok).

De zuivere geometrie en de unieke configuratie van de gekristalliseerde waterdeeltjes zouden enkele jaren later ook de Franse filosoof René Descartes fascineren. Tijdens zijn verblijf in Amsterdam legde hij zijn observaties van sneeuwkristallen vast in een aantal tekeningen die in 1637 in zijn Meteorologica werden afgebeeld. Maar hoe scherp en gedetailleerd zijn waarnemingen ook waren geweest, ook Descartes wist niet door te dringen tot de oorsprong van de zeshoekige vorm en de onherhaalbare structuur van het kristallijne element.

De sleutel van dit kleine, smetteloze mirakel zou pas eeuwen later worden gevonden. Wat tot dan toe werd beschouwd als een irrelevante variabele in het wetenschappelijk onderzoek, bleek de oplossing van het raadsel te bevatten. Dat de temperatuur en luchtvochtigheid een belangrijk rol spelen bij de structuurvorming van kristallen was bekend, maar dat hun oppervlaktespanning hierin de bepalende factor is, betekende een doorbraak. In haar dwarrelende val vanuit de hogere luchtlagen, waarin zij is ontstaan, legt elke sneeuwvlok een andere weg af, en ontwikkelt zich onder voortdurend wisselende omstandigheden tot een unieke vorm die haar gehele ontstaansgeschiedenis verraadt. Door elk kristal te beschouwen als een brief aan ons uit de hemel gaf de Japanse atoomfysicus Ukichiro Nakaya – de grootste sneeuwonderzoeker van onze eeuw – dit wonderlijk verschijnsel een poëtische dimensie.

Geboeid door een krantenartikel van Felix Eijgenraam over dit wetenschappelijk fenomeen nam de Amsterdamse kunstenaar Titia Ex de karakteristieke vorm en structuur van het kristal als uitgangspunt voor de uitwerking van haar kunstopdracht. Geïnspireerd door het invallende licht in de Statenzaal van het Provinciehuis ontwierp zij vijf ‘sneeuwkristallen’, elk met een diameter van vijf meter, en zag in de zes armen van ieder kristal een toevallige parallel met de belangrijkste beleidsterreinen waarop de provincie zich begeeft: infrastructuur, recreatie, welzijn, wonen, werken en milieu. In de bolle spiegels en cirkels, die rond een stervormig centrum op de kristalarmen zijn gerangschikt, heeft Titia Ex in verschillende technieken pictogrammen uitgespaard die naar voornoemde aandachtsgebieden verwijzen.

De perfect uitgevoerde, glazen ‘kristallen’ die als ‘zwevende’ motieven op circa 80 cm vanaf de eindwanden van de Statenzaal en de aangrenzende ontvangstruimte zijn gemonteerd, en het uitwaaierende glas-appliqué op de glazen tussenwand, tonen door hun transparantie en frontale, symmetrische plaatsing een wonderlijke samensmelting van monumentaliteit en lichtheid.

Hetzelfde geldt voor de twee cirkelvormige ‘vloerkristallen’, respectievelijk gesitueerd in de entreehal en het midden van de vergaderruimte. Het eerste heeft een spiegelende ondergrond en is opgebouwd uit blauw getint en gezandstraald glas. Via een concentrisch patroon van kleine ronde uitsparingen wordt het van onderaf aangelicht. Op een nabijgelegen wand verschijnen soms vluchtige kleurprojecties wanneer het zonlicht plotseling fragmenten van het blauwe kristal weerkaatst. Zijn abstracter ogende pendant in de Statenzaal – samengesteld uit wit marmer en deels gezandstraald blauw kwartsiet – geeft door de wisselende lichtreflecties in het hooggepolijste oppervlak zijn zwaarte prijs.

In de transparante ‘kristallen’ wordt het daglicht dat via de gebogen, glazen façade het gebouw invalt, vastgehouden, weerkaatst en gefilterd, waardoor de gekleurde druppelvormen op de vertakkingen van de kristalarmen oplichten, en de onregelmatig geprofileerde huid van het glas zichtbaar wordt. Bij fel zonlicht verschijnt op de achterliggende muren een wisselende projectie van licht- en schaduwvlekken. Door hun bolle oppervlak vervormen de fonkelende spiegels de ruimte in veelvoud en brengen een blik vergrotend, caleidoscopisch effect teweeg, waardoor de monumentale objecten een levendige uitstraling krijgen.

Titia Ex heeft de lichtweerkaatsingen en de doorzichtigheid van de ‘kristallen’ metaforisch verbonden met de bestuurlijke bespiegelingen van het College van Gedeputeerde Staten. In haar kunstwerk legt zij een verband met de helderheid van het bestuur en tracht de vergaderende statenleden een blikverruimende spiegel voor te houden, en in hun politieke verantwoordelijkheid tot kristalheldere reflecties aan te zetten.